De hagedis.

Een zandvlo en een hagedis, die keken elkaar aan.
Zoiets van, wat ben jij voor een raar geval, en waar kom jij vandaan.
De zandvlo sprak tegen de hagedis, jij hebt een lange staart.
Waar heb je die voor nodig, wat is zo’n ding nu waard.
Ja, zei de hagedis, vlak jij je zelf ook niet uit.
Met van die rare poten, en ook zo n rare snuit.
Ze gingen samen zitten, en keken verlegen rond.
En spraken dan ook af, niets te zeggen, wat men van elkaar nu vond.
Ineens keek de hagedis op, en sprak ik moet het weten?
Want wat me nu te binnen schiet, is dat wij ook zandvlooien eten.
Hij zei; ik ben zo terug, moet even wat nakijken.
Thuis in mijn kookboek, en als dat zo is, zal dat daaruit wel blijken.
En na wat gebladerd te hebben zei hij, ja goed geraden.
Je kunt zandvlooien koken en stoven, en ook braden.
Hij liep snel terug, en keek in het rond, maar de zandvlo die was weg.
Hij sloeg zichzelf maar voor zijn kop en zei; ik heb ook altijd pech.
Nu mopperend verder gegaan, dacht hij, dit zal ik nooit vergeten.
Want wat ik nu echt zeker weet, zandvlooien hmmm, lekker om te eten.

Maak jouw eigen website met JouwWeb