De krokodil met kiespijn.
                                                     
Een krokodil had kiespijn, zijn hele bek deed zeer.
Hij zwom ook jammerend in het rond, daar in het grote meer.
Eten ja dat kon hij niet, er liepen tranen van de pijn.
Zo over zijn wangen heen, ja dat was heus niet fijn.
Zijn maag die knorde, want hij had al drie dagen niet gegeten.
Want als hij dat probeerde, deed dat pijn, zo moet je weten.
Het was ook echt zijn eigen schuld, want naar de tandarts ging hij niet.
Hij wist wel waar die woonde hoor, daar achter in het riet.
De dieren om hem heen, die hadden met hem geen medelij.
Nee, hoor ze lachten hem lekker uit, en waren reuze blij.
Ze konden nu zonder gevaar, weer badderen en drinken.
Want ja die krokodil, dat was me toch een linke.
Hij kwam als ze dat deden, plotseling boven, en at hen zo maar op.
Dus moesten ze uitkijken, anders koste hun dat de kop.
                                   
De krokodil die jammerde, van o en ach en wee.
Wat moet ik nu toch doen, niemand leeft er met me mee.
Ik zal toch naar de tandarts moeten, en hem het maar eens vragen.
Die kies die moet er uit, desnoods moet hij maar zagen.
En met een gezwollen bek, zwom hij heel snel daarheen.
Hij hoefde gelukkig niet te wachten daar, want hij was nummer een.
De tandarts keek er even naar, en zei; ik geloof je, dat doet pijn.
Maar zal er snel eens wat aan doen, dan voel je, je weer fijn.
En hij ging boren, en hakken, en gaf hem een spuit.
En hopla de kies, die vloog er zomaar uit.
Nu kan de krokodil weer eten, en heeft hij niet meer pijn.
En de dieren, ja die moesten weer uitkijken voor hem, maar hij voelde zich weer fijn.
                                                     
 
                                                                                                              jack.