De goudvissen kom.

Een goudvis hij heette Blubbertje, zat in een viskom.
Midden op de kast, waarin hij steeds dezelfde rondjes zwom.
Elke dag weer die zelfde ronde.
En ook nog alleen, ja dat was zonde.
Een kindergezichtje, drukte zich tegen het glas.

En ontdekte dat Blubbertje, niet in orde was.
Ze vroeg aan hem zeg heb je soms geen eten?
Is iedereen in huis je nu al vergeten.
Blubbertje zei tegen haar, heb je het in de gaten.
Je bent de enige in huis, waar ik nu mee kan praten.
Mijn schubben doen zeer, en mijn vinnen doen pijn.
En verder voel ik me ook niet zo fijn.
En verder voel ik me ook niet zo fijn.
Ze legde haar oor, heel dicht tegen het glas.
En Blubbertje vertelde haar wat of er was.
Blubbertje fluisterde tegen haar, ik wil een grotere kom.
Want deze is echt te klein hoor, hier kom ik in om.
En graag een vriendinnetje om mee te spelen.
Dan ben ik gelukkig, en hoef me niet te vervelen.
Ze was heel snel jarig, en wist wat te vragen.
Oké, zeiden ze thuis, nu niet verder klagen.
Blubbertje kreeg een grotere bak.
Met heel veel planten, hij ging uit zijn dak.

En ook nog een vriendinnetje er bij.
Hij zwom en hij spartelde, en was o zo blij.
Hij noemde haar Mupke, en zei; ik wil je niet hinderen.
Maar hoe dacht jij er over, geven we ze ook kinderen.
Mupke beaamde dat met een lach.
Zo breed uit dat een ieder dat zag.
Nu zijn ze gelukkig, en zwemmen ze met zijn tienen.
En de kleine meid, stond van vreugde te grienen.
Ze gaf Blubbertje een knipoog, en fluisterde het is ons geheim.
Zal jullie goed verzorgen want dat vind ik fijn.
En zie je in een kamer, een bak met vrolijke vissen.
Dan weet je wie het zijn, dat kan echt niet missen.

Jack.
Maak jouw eigen website met JouwWeb