Het eigenwijze beertje.

 

 

Een kleine jongen bruine beer zei tegen moeder beer.

We moeten eerdaags in winterslaap ,hoe ging dat ook al weer.

Ja zei zijn moeder ,je ziet het is herfst het blad valt al van de bomen.

Dus moeten we onze  buikjes vol eten ,want de winter zal dan zo komen.

Dan gaan we allemaal naar ons hol ,en slapen de winter door.

We kruipen dicht tegen elkaar aan ,en dan maar snurken hoor.

He bah zei de jonge beer ,ik wil graag  wakker blijven.

Nou nee zei moeder beer, het is dan zo koud ,dan zul je maar verstijven.

Het jonge beertje eigenwijs ,acht o nee, o nee, mijn moeder lijkt niet wijs.

Want wat ik van de dieren hoorden, is het leuk met al dat ijs.

Het werd winter en ze kropen alle in het hol ,dicht tegen elkaar aan.

Maar het enige wat ons beertje dacht was, ik wil niet slapen gaan.

Nu sloop hij heel stil weg uit het hol, ,en rende door het woud.

Het zweet droop van zijn kop af , hij vond het ook niet koud.

En na enige tijd werd hij een beetje moe.

Geen haar in mijn pels dacht hij ,naar het hol ga i niet toe.

Hij zag een mooie boom ,en klom op zijn gemak.

Een klein stukje omhoog ging hij zitten op een dikke tak.

Mm lekker zei hij in zichzelf ,zo zitten tussen de bomen.

Kan ik even een tukje doen, en lekker even dromen .

Zo sliep hij daar de winter door niemand die hem stoorde.

Je zag  niet hoe hij daar zat ,alleen het snurken was wat je hoorde..

 

 

Jack.

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb