Het dromenpark.
Fluitend liep ik door het park, genoot van alle kleuren.
Van de bomen en het gras, en van de bloemen geuren.
Vogels vlogen af en aan, de wind ruiste door de bomen.

Ik zoog de lucht diep in mij, en voelde de rust nu in mij komen.
Even weg van als het gejacht, en het gejaag.
Liet alles langzaam in mij komen, en mijn gedachten gingen traag.
Voldaan liet ik me nu zakken, lekker op het mos.
Zonnetje op mijn gezicht, even van alles los.
Ik hoorde ineens muziek, een mooie symfonie.
Maar hoe ik me ook inspande, ik zag het orkestje niet.
Ineens zag ik een krekel, die stond te dirigeren.

Heus wat ik je nu zeg is waar, ik kan het je bezweren.
Violen speelden op een viool, de margriet een tamboerijn.
Narcissen de trompet, de brandnetel de bas, en een mug zong het refrein.
Ik keek eens goed en zag een spin, die speelde op de trom.
Hij keek er bij van, ja zeg eens wat, ik ben nog niet zo dom.

De roos was nat van tranen, omdat de muziek hem raakte.
En de kraai boven mijn hoofd, zong zo vals dat het kraakte.

Maar niemand die daar iets van zei, alles klonk met elkaar
En ik, ik zat verbaast te kijken, en luisterde er naar.
Ook hoorde ik een koor, een koor van lelietjes van dalen.
Alles was in harmonie, dorst haast geen adem meer te halen.
Toen hoorde ik een grom, en zat ineens rechtop.
Wreef de slaap eens uit mijn ogen, en wreef over mijn kop.

Een hond maakte me wakker, en keek me kwispelend aan.
Het orkest was nu verdwenen, ben maar naar huis gegaan.
En thuis zittend op de bank, dacht ik nog wel even.
Zou zo een orkest de wereld, geen vrede kunnen geven.

Maak jouw eigen website met JouwWeb