De mezenfamilie.

In een oude lindeboom woonde een familie mees.
Het vrouwtje hete Truus, en het mannetje hete Kees.
Ze hadden net een nest gemaakt, hel netjes en heel rond.
En konden dan ook alles zien, wat er gebeurde op de grond.
Maar een vos die sloeg hun gade, en likte gemeen zijn bek.
En mompelde heel stil, hmmmm lekker daarin heb ik wel trek.
Truus en Kees keken van uit de hoogte, zo op de vos zijn kop.
En fluisterde tegen elkaar, nu Rijntje jij heb strop.
We hebben je gezien,je kunt ons mooi niet pakken.
Je kunt toch niet klimmen, en wij zitten veilig tussen de takken.
Het moment was daar, Truus had eieren gelegd.
Haal jij maar wat te eten, had ze tegen Kees gezegd.
Kees vloog snel weg, en riep ik ben zo terug.
En inderdaad na vijf minuten, kwam hij aan met een mug.
Nu sprak Truus, het is jou beurt even mijn vleugels uit gaan slaan.
En is ook met gezwinde spoed, van het nestje weggegaan.
Toen na een tijdje broeden, de eitjes uit waren gekomen.
Was het met de rust gedaan, geen tijd meer om te dromen.

Nu hadden ze zes kinderen, die alle moesten eten.
En je kunt me echt geloven, dat hebben ze geweten.
Ze vlogen af en aan, om de honger bij het kroost te stillen.
Behalve als het donker werd, ja hé dat zouden ze wel willen.
Je zag ze elke dag een stukje meer gaan groeien.
En schreeuwen dat ze deden, en bij het eten knoeien.
Maar na een tijd toen ze alle, de vleugels uit konden slaan.
Zijn ze gezellig met z’n achten, uit de lindeboom weggegaan.

Jack.
Maak jouw eigen website met JouwWeb