De dwaze pad.
Een vieze oude pad liep doelloos in het rond. 

Wel keek hij om zich heen, of hij een vrouwtje vond.
Het vroor nog dat het kraakte, er was nog niets te zien.
Hij mompelde van, verdrietje alle vrouwtjes, slapen nog misschien.
Ineens zag hij een holletje, hij kroop er meteen
Ja, hoor daar was een heel lief vrouwtje, maar ze had in hem geen zin.
Ben je niet wijs geworden zei, zij nu tegen hem.
Je ziet toch wel dat ik, gewoon nog, in de winterslaap ben.
Het is nog veel te koud, het dril zou maar bevriezen.
En ja dan weet je het wel, ik zou alles maar verliezen.
Dus opkrassen nu hoor, laat mij maar lekker slapen.
En sta daar nu niet zo stom tegen me aan te gapen.
Zodra het warmer wordt mag jij wel bij me komen.
Maar nu nog even niet, ik lag net zo fijn te dromen.
De pad die droop nu af en zei: dat zal ik doen.
Als het wat warmer word dan kom ik terug, en geven we hem van katoen.
Hij ging maar weer op pad, terug naar zijn eigen hol.
En mopperde onderweg, ze gunt me ook geen lol.

Eindelijk weer bij zijn hol daar onder de bomen.
Kroop hij maar weer in bed, om nog even weg te dromen.
Hij droomde van het voorjaar, en van veel paddendril.
En van de paddentrek, en toen werd het erg stil.
Maar je moet nog even wachten, je zult het dan wel zien.
En als je veel geluk heb, zie je er honderden misschien.
Enkel weken later begon de padden trek.
Hij haastte zich dan ook, en rende naar de verzamelplek.
Daar was het al een drukte, ze maakte daar een feest.
Ik heb het echt gezien hoor, ik was daar ook bij geweest.

Maak jouw eigen website met JouwWeb